top of page

Les 3: Plato,  Eros, en  Vormenleer

Deze les behandelen we de Platoonse vormenleer en hoe deze kennistheorie (epistemologie) van Plato verband houdt met zijn opvatting over de mens. Aan bod komen onder andere de volgende begrippen:

 

1. Episteme

2. Doxa

3. Nous

4. Phronesis

5. Eros (Pandemisch en Oeranisch)

 

Door een meer theoretische behandeling van de concepten die Plato gebruikte wordt duidelijk dat bij Plato inderdaad een overstap van mythologisch denken naar rationeel denken plaatsvond. Lezen blz 195 t/m 203

Les 4: Aristoteles - Telos van de Mens

De lessen over Aristoteles centreren rondom zijn idee van een aangeboren doel in het menselijke leven. Telos. Daarnaast is zijn onderscheid tussen de verschillende vormen die een ziel kan aannemen of de verschillende capaciteiten die een ziel bezit van belang. Lezen blz 203 t/m 207

Les 5: Augustinus en de Christelijke mens

Het is moeilijk te benaderen hoe belangrijk het Christendom en de christelijke filosofen zijn geweest voor de ontwikkeling van het hedendaagse mensbeeld. Zo zijn heden ten dage nog steeds veel van onze morele overtuigingen over wanneer een mens een goed mens is afhankelijk van de christelijke ethiek die verschillende deugden centraal stelde en zonden declareerde. De erfzonde is volgens Augustinus deel van ieders bestaan. We zijn mensen en als mensen gebrekkige wezens.

 

Augustinus leidde in zijn jonge jaren een behoorlijk losbandig leven en bekeerde zich op een bepaald moment tot het Christendom. Hij is de denker die uiteindelijk het idee van persoonlijke reflectie centraal stelde. Zijn Belijdenissen (waarin hij ten overstaan van God al zijn jeugdige zonden opbiecht) is niet alleen een eerste auto-biografische apologie voor het bestaan maar tevens een aansporing voor andere Christenen om hetzelfde te doen.

 

Waar de Grieken het idee van het Goede centraal stelden en meenden dat een kwade handeling slechts voortkwam uit een gebrek aan inzicht in phronesis daar meende Augustinus dat de mens tevens een Goede Wil moest hebben. Het idee van de menselijke autonome wil vindt zodoende via onder andere de werken van Augustinus zijn intrede in de westerse filosofie.

 

Een ander belangrijk aspect van veel hedendaagse mensopvattingen heeft zijn oorsprong in het Christelijke denken. Plato en Aristoteles begrepen de mens altijd op een communitaristische wijze. Dat wil zeggen, als onderdeel van een polis, als radertje in een groter systeem.

 

Maar Augustinus, Thomas van Aquino en het Christendom in het algemeen ver-individualiseert de menselijke verhouding tot God. De mens is eerst en vooral een individu dat zichzelf te rechtvaardigen heeft ten overstaan van de Heer. Een individu met een eigen wil die hij of zij dient te beroeren om in Gods gratie te vallen.

 

De vraag zodoende: wie of wat is de mens. Werd niet alleen anders beantwoordt in de middeleeuwen. Maar tevens werd zij verrijkt met het idee van de individuele menselijke autonome wil.

Les 6: Rene Descartes - Het begin van de Moderniteit.

Rene Descartes is een van de beroemdste denkers binnen de filosofie onder andere omdat hij een overgangsdenker is tussen het Christelijke denken uit de middeleeuwen en het modernere wetenschappelijke denken in zijn eigen tijd en de tijd die volgen gaat.

 

Zijn twijfelexperiment, waarmee hij de vraag: Wat is ware kennis? probeert te beantwoorden is fameus en hoewel sommige van zijn latere godsbewijzen de kritische toets van de logica niet doorstaan, verdient Descartes' sceptische twijfel aan de zintuigen en de empirische wereld als zodanig bij uitstek lof. Nog altijd blijkt zijn tussenconclusie: cogito ergo sum een zinneprikkelende uitspraak en heeft hij een grote (hetzij problematische) bijdrage geleverd aan de wijsgerige antropologie in de vorm van het Carthesiaanse Dualisme van de uitgebreide substantie en de geestelijke substantie. Res cogitans en res extensa. Lezen blz 209 t/m 212

Les 6: David Hume - De Bundel theorie van Identiteit.

David Hume is een empirist en heeft een afwijkend idee over de menselijke identiteit. Om zijn positie te begrijpen dienen we aleerst te begrijpen dat David Hume twee belangrijke kritieken levert in de kennis-theorie. Het causaliteitsprobleem en het inductieprobleem. Naar aanleiding van deze theoretische posities stelt hij dat het ook onmogelijk is om het ZELF of het vaststaande IK te vinden of aan te wijzen. Zo nemen we eenvoudigweg niet waar. Alle filosofen en psychologen die menen dat we een vaststaand, definieerbare kern van identiteit of persoonlijkheid hebben, die hebben het fout. Ze volgen een illusie dat in feite bij Descartes vandaan komt. Hume noemt dan ook het ZELF een illusie.

Een belangrijke rol in Hume's theorie vormen de passies. Hij heeft een vrij unieke wijze om tegen de menselijke passies en emoties aan te kijken voor een filosoof. Dit wordt uitgelegd in de volgende video en valt ook terug te lezen in het boek op blz: 213 / 214.

Les 7: Freud en de Psychoanalyse

Freud is een psycholoog in eerste instantie maar zijn theorie heeft extreem grote gevolgen voor de wijsgerige antropologie vandaar dat we de psychoanalyse behandelen. In tegenstelling tot veel vroegere antropologische denkbeelden wordt de Freudiaanse theorie nog steeds veel gebruikt binnen de hedendaagse psychologie maar ook bijvoorbeeld binnen de politieke filosofie zoals denkers als Slavoj Zizek bewijzen. blz: 222 / 231

Les 7: Freud en de Psychoanalyse

Les 8: De Fenomenologie en Heidegger

Voor we met Martin Heidegger beginnen moet iets uitgelegd worden over de stroming waarin Heidegger zijn opleiding genoten heeft. Hij is namelijk een leerling van de grote filosoof Edmund Husserl.

Husserl is de vader van de fenomenologie.

Een stroming binnen de filosofie die stelt dat de geschiedenis van de filosofie aantoont dat er geen "objectieve" toegang tot de werkelijkheid bestaat. Dat komt volgens Husserl omdat de mens opgesloten zit in zijn eigen zintuigen en daar niet buiten kan treden. Dat wil dus zeggen dat we geen derde persoonsperspectief ten aanzien van onszelf kunnen aannemen.

Eveneens is het onmogelijk voor ons om op een objectieve manier iets te weten te komen over de wereld als zodanig. Het enige wat de mens kan waarnemen zijn fenomenen. Het oordeel over de werkelijkheid of ons werkelijke zelf moeten we tussen "haakjes" zetten, dat wil zeggen opschorten oftewel epoche. Wat is de mens dan voor Husserl? De mens is een denkend wezen met intentionaliteit, dat wil zeggen, betrokkenheid op de wereld van de fenomenen. Of in hedendaagse termen geplaatst: de mens is een wezen met bewustzijn en dat bewustzijn richt zich altijd op iets. 

Husserl is de vader van de fenomenologie.

Een stroming binnen de filosofie die stelt dat de geschiedenis van de filosofie aantoont dat er geen "objectieve" toegang tot de werkelijkheid bestaat. Dat komt volgens Husserl omdat de mens opgesloten zit in zijn eigen zintuigen en daar niet buiten kan treden. Dat wil dus zeggen dat we geen derde persoonsperspectief ten aanzien van onszelf kunnen aannemen.

Binnen deze traditie "groeit" Heidegger intellectueel op. Heidegger meent dat de filosofische antropologie de verkeerde vraag heeft gesteld sinds de oudheid. Niet wie of wat is de mens zou centraal moeten staan maar de vraag: wat zijn de wezenskenmerken van de mens. Hij ontwikkeld vervolgens een arsenaal aan begrippen die lastig te begrijpen zijn maar die Heideggers poging vormen om los te komen van de standaard manier van denken over de mens. blz 232 / 233

Les 9: Feminisme en Transhumanisme

Vrouwelijke filosofen krijgen pas werkelijk de aandacht die ze verdienen in de 20e eeuw. Vrouwen als Simone de Beauvoir, Judith Butler, lucy Irigaray beginnen aan de weg te timmeren en zullen de aandacht binnen de wijsgerige antropologie sterk beinvloeden.

Drie feministische golven zijn te onderscheiden. De eerste, tweede en derde. Grofweg kan gezegd worden dat waar de eerste feministische golf (rond 1900) zich richt op fundamentele gelijkheidsrechten voor vrouwen zoals kiesrecht. De lateren golven in, de tweede in de jaren zestig en zeventig en de derde anno 2000 zich in toenemende mate op minder politieke en meer sociaal economische thema's richten.

Zo vochten in de jaren zestig en zeventig feministen voor het recht om "baas in eigen buik"  te zijn. Dat wil zeggen dat men zich richtte op seksuele autonomie, op het recht tot abortus en geboorte beperkende middelen.

De laatste feministische golf, de derde anno 2000 ongeveer, daarentegen richt zich vooral op de ongelijke behandeling van vrouwen in de sociaal economische sfeer. De vrouw als lustobject, de inkomens ongelijkheid, het glazen plafond. Hoewel de filosofen die we behandelen, Butler, de Beauvoir en Irigaray, zich niet zo eenvoudig verhouden tot de vrouw of tot het feminisme als de korte aanduiding van deze drie omschrijvingen zijn deze golven wel min of meer de historische achtergrond waartegen we de filosofieen van deze vrouwen moeten begrijpen. blz 246 / 254

LGBT, Gender en Transgender

Vandaag de dag is de Gender discussie HET sociaal wetenschappelijke en filosofisch antropologische onderwerp dat het meest actueel is. Over de geslachten (biologische genders) en de het identiteitsdenken (psychologische genders) wordt veel gedebatteerd en de nature nurture discussie woedt al jaren hevig. Dit debat is mede zo verhit omdat verschillende soorten beta en gamma wetenschappers die zich met sekse, gender en identiteit bezighouden geen open en gemeenschappelijke discussie met elkaar  hebben. Zoals goed te zien in de onderstaande documentaire.

Een afsplitsing of doorontwikkeling van het feminisme is wellicht de LGBT beweging. (Lesbian, Gay, Bisexual & Transgender). Dit is een beweging die zich inzet voor de gelijke behandeling van groepen mensen die zichzelf definieren door middel van een sekse of seksuele definitie van de eigen identiteit. Dit thema is binnen Europa erg aan het groeien, waarbij grofweg gezegd kan worden dat progressieve landen met een linkse sociale orientatie de LGBT beweging probeert te ondersteunen of zelfs verspreiden terwijl conservatieve en meer rechts identitair georienteerde landen of landen met een sterker aanwezige religie, kritisch zijn ten aanzien van de herdefinitie van de sekse en seksualiteits veranderingen die de LGBT beweging voorstelt.

Les 10: Rol van de 20e eeuwse Psychologie

Waar psychologen zoals Freud en filosofen zoals Nietzsche en Schopenhauer stevig speculeerden over het weke karakter van de mens en zijn neigingen volgzaam te zijn en al dan niet kwaad te doen, daar zijn het met name de psychologen uit de 20e eeuw die grote vraagtekens zetten bij het idee van de nobele wilde (Rousseau) of de verlichtte en rationele mens (Kant). 

Standford Prison Experiment

Het Stanford Prison Experiment uitgevoerd voor de eerste keer in 1971 door de onderzoeker Philip Zimbardo plaats normale mensen in een situatie waarbij een deel van de mensen gevangenen zijn en een ander deel de bewakers. Het experiment loopt op vele fronten na zes dagen al uit de hand en toont onder andere aan hoe snel mensen, wanneer de omstandigheden het mogelijk maken, vervallen tot sadisme, wreedheid en apathie.

Een ander berucht experiment is het experiment van Milgram waarbij gewone mensen gevraagd wordt om electrische schokken uit te delen aan een leerling in een zogenaamd "geheugen onderzoek". Ongeveer 65% van de deelnemers aan het experiment blijken zodanig gevoellig te zijn voor autoriteit dat zij uiteindelijk een schokken uitdelen van een dodelijk voltage. (Uiteraard niet echt maar dat wisten de deelnemers niet).

Theodore Adorno

Theodore Adorno (socioloog) ontwikkelde de theorie van het Autoritarisme. Hierin stelt hij dat er een aantal persoonlijkheids-kenmerken zijn die voorspellen dat een individu een sterke neiging naar fascistische en antidemocratische overtuigingen en gedragingen zal hebben. Hetgeen door zowel het Stanford als het Milgram experiment onderschreven wordt.

​De studie van Adorno studie leidde tot een maatstaf voor fascistische neigingen, ook wel de F-schaal genoemd ("impliciete antidemocratische neigingen en fascistisch potentieel") en tot een kritische herziening van het moderne mensbeeld dat stelde dat de mens een autonoom, rationeel en gewetensvol wezen was. De F-schaal wordt nog steeds gebruikt. Belangrijke mens-definierende begrippen die volgens Adorno bepalen wie we zijn en hoe we ons gedragen zijn:

1. Conventionalisme: de neiging om sociale conventies te aanvaarden en te gehoorzamen en gehechtheid aan tradities.


2. Autoritaire onderwerping: onderwerping aan overheden en gezagsfiguren.

3.   Autoritaire agressie: een agressieve opstelling tegen individuen en groepen die niet op prijs gesteld worden door de overheid.

4.   Anti-intraceptie: afwijzing van het subjectieve, van de verbeelding en van het esthetische

5.   Substitutie en stereotypen: bijgeloof, clichévorming, hokjesdenken en fatalistisch determinisme.

6.   Kracht en hardheid: identificatie met de machthebbers, overmatig belang gehecht aan sociaal wenselijke persoonlijkheids-kenmerken.

7.  Destructivisme en cynisme: veralgemeende vijandigheid en genoegen om anderen nte kleineren.

8.    Projectie: de overtuiging dat er een "kwaad" bestaat in de wereld.

9.  Seks: overdreven bezorgdheid met betrekking tot seksuele activiteiten. (bron: wikipedia)

© 2015-2017  by Theseus' Ship Pubishers

bottom of page